Een fragment van het opwindende avontuur dat een kleine groep speleologen beleefde, toen ze in de jaren '80 de twaalfhonderd grotten van Orvieto herontdekten.

Er was eens... een stad. Het lijkt het begin van een sprookje, maar het is het begin van een verhaal dat als een legende een ongelooflijk avontuur vertelt: de ontdekking van een stad onder een stad.
Orvieto lijkt zo uit een sprookjesboek te komen, zoals ze prijkt bovenop de hoge rots waarvan de steile wanden haar van de rest van de wereld afzonderen. Een rots die de stad al meer dan drieduizend jaar ondersteunt, maar toch tamelijk onhandig lijkt in het vervullen van zijn belangrijke taak. Instortingen, verschuivingen, verzakkingen en bevingen zorgen voor onrust bij de bewoners. Het is de schuld van de zachtheid van de gesteenten waaruit de rots bestaat: tufsteen en puzzolaan. Deze materialen zijn zo broos dat je ze vrijwel met je nagels kunt wegschrapen. Maar juist hierdoor is het zo gemakkelijk geweest om te graven, te boren, een grot te openen... twee… honderd… duizend...
 

Dit is het avontuur van een paar speleologen, die in de grote maar fragiele rots onder het kleine historische centrum van Orvieto een ongelooflijke ondergrondse wereld hebben ontdekt. Een wereld die is uitgegraven, gebruikt en daarna vergeten: een duister doolhof van wel 1200 grotten, tunnels, putten en waterbekkens. Geschapen door mensenhanden, houweelslag na houweelslag, gedurende bijna drieduizend jaar hardnekkig en ononderbroken werken.

Het begon allemaal eind jaren '70, toen een grote aardverschuiving een flinke hap uit de rots van Orvieto nam, op maar enkele honderden meters van de beroemde kathedraal. Dit zorgwekkende voorval, veroorzaakt door een geohydrologische verstoring die de stabiliteit van de rots ondermijnde, alarmeerde de hele wereld. Iedereen maakte zich zorgen of Orvieto en haar kunstwerken zouden overleven. Tegelijkertijd intrigeerde het een paar gepassioneerde, gretige lokale speleologen, doordat er een soort stadslegende over tunnels bestond. Een legende die vast en zeker gevoed werd door inwoners die fragmenten van een halfvergeten verleden uitvergrootten. Een mythe die verhaalde over een Orvieto dat ‘aan de onderkant helemaal leeg was.’ Dezelfde rots vertoonde in haar hoge en steile wanden mysterieuze openingen, onregelmatige vensters, lege en duistere holtes die een ondergrondse wereld veronderstelden, als zwarte gaten, onbegrijpelijk en niet in kaart gebracht, en die een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de Orvietaanse speleologen uitoefenden.

De herontdekking van de onvoorstelbare ondergrondse wereld begon bij deze openingen. Gezekerd door touwen die ze vastbonden aan bomen in de tuinen aan de buitenkant van de stad (of bij gebrek aan bomen, aan de assen van auto’s), lieten de speleologen zich zakken langs de wanden van de rots. Opwinding is het beste woord om te beschrijven wat de speleologen ervoeren tijdens hun ontdekkingstocht. Opwinding, eerst en vooral vanwege de open ruimte waarin ze afdaalden. De speleologen waren natuurlijk gewend om met behulp van touwen onbevreesd grote hoogtes te overwinnen, maar normaal gesproken was het zicht in de nauwe grotten bij het licht van hun hoofdlampen beperkt en verjoeg de duisternis goedmoedig elke duizeling. Nu moesten ze er opeens aan wennen om in de onbegrensde openlucht te werken, waar hun blik kilometers ver kon dwalen en hun touwen in de onmetelijkheid dunne draden leken... en wie zegt dat hij zijn hart niet iets sneller voelde kloppen, op z’n minst tijdens de eerste afdaling, liegt. Opwinding vooral over wat tevoorschijn kwam toen ze eenmaal tot de grotten waren doorgedrongen. Tientallen meters lange aaneenschakelingen van rechthoekige kamers afgewisseld met tunnels. De kamers lagen ook op verschillende niveaus, met elkaar verbonden door kokers en glijgoten. In de verste wanden openden zich smalle tunnels die het hart van de rots binnendrongen en die zo krap waren dat iemand zich er alleen kruipend of liggend kon voortbewegen en dan slechts enkele meters. Zonder uitzondering had het puin van een instorting hun eindbestemming in mysterie gehuld. De jaren hadden de vloeren met een dikke laag fijn puzzolaanstof bedekt. Bij elke staf rees het stof op en bleef even onbeweeglijk in de lucht hangen, soms doorkruist door zonnestralen die door de raampjes naar binnen vielen. Het gaf die bijzondere grotten een haast magisch voorkomen. Vooral de wanden gaven de indruk dat ze een onwerkelijke dimensie waren binnengegaan, een wereld die slechts een onrustbarende kopie van de bovengrondse was. Duizenden kleine vierkante nissen, slechts een hand diep, besloegen de wanden van onder tot boven. Het beeld deed denken aan de woorden die Jorge Luis Borges de hoofdpersoon van zijn verhaal "De onsterfelijke" liet zeggen: ‘Dit paleis is een maaksel van de goden,’ dacht ik eerst. Ik verkende de onbewoonde binnenruimten en verbeterde: ‘De goden die het hebben gebouwd zijn dood.’ Ik bespeurde de eigenaardigheden en zei: ‘De goden die het hebben gebouwd zijn gek.’ Uiteraard was dit niet het werk van een god, noch van een gek. Integendeel - alles volgde de precieze richtlijnen voor een weldoordachte exploitatie van de ondergrondse omgeving. De speleologen hadden zogenaamde "colombari" gevonden - duiventillen. De vroegere inwoners van Orvieto hadden deze ondergrondse voorzieningen vlak achter de wanden uitgegraven om duiven te fokken in speciaal daarvoor gemaakte nisjes. Duif is nog steeds een klassiek gerecht uit de lokale keuken.

De intuïtie van de speleologen leek dus het volksgerucht van een Orvieto "dat aan de onderkant helemaal leeg was" te bevestigen. De ondergrondse wereld begon zich daadwerkelijk bloot te geven en beloonde de onderzoekers met zoveel grotten dat het nodig was om, parallel aan de verkenningsactiviteiten, een nauwkeurig catalogisering te verrichten. Ze classificeerden de grotten naar soort, uitgravingsperiode en andere variabelen die een logische archivering van de verzamelde gegevens mogelijk maakten. Op dat moment voegden archeologen zich bij de speleologen en de stad zette de openbaring van de ondergrondse spelonken voort, waarachtige wortels waarop de stad laag voor laag gegroeid was en die de tijd in de vergetelheid had doen raken. Inmiddels zijn er in totaal meer dan 1200 grotten ontdekt, maar dit cijfer, ook al is het verbazingwekkend, is niet meer dan een dorre kwantificering van de verrichte arbeid. Het vertelt bijvoorbeeld niet wat je ervaart als je je in een nauwe tunnel waagt die bij een put uitkomt, waarin de lichtstraal van je zaklamp ronddwaalt zonder de bodem te vinden. Dus dan werp je een touw uit en begin je de afdaling in een kanaaltje met een doorsnede van net een meter. Na 35 meter eindig je op een hoop puin dat daar wie weet wanneer en door wie is neergegooid. Op de helft van de afdaling verdwijnen twee tunnels de duisternis in. Een korte slinger, een zwaai om ze te bereiken en te onderzoeken, maar ze lopen als snel dood. De vroegere gravers hebben hun werkzaamheden niet voortgezet. Waarom? Er is geen antwoord.

En boven de grond leeft de stad haar dagelijkse leven en weet niets van de onderzoeker die, enkele meters onder de grond, gewapend met een helm door een gangetje kruipt dat door een kleine instorting zichtbaar werd. Die voorzichtig langs onstabiele rotspartijen schuift en een waterbekken tegenkomt die na eeuwen duisternis voor het eerst weer verlicht wordt. In de gloed van zijn mijnwerkerslamp ziet hij hoe de grote tufstenen blokken vakkundig op elkaar zijn gezet door de Etrusken in de vijfde eeuw voor Christus. Het gezamenlijke werk van de speleologen en de archeologen hebben de herontdekking van de ondergrondse grotten mogelijk gemaakt, evenals de systematische en wetenschappelijke studie van de gegevens die ze verzamelden.

De rots, die al sinds de 9e eeuw voor Christus gekoloniseerd was, zag een belangrijke Etruskische stad bloeien: het antieke Velzna. Uit die periode dateren de eerste ondergrondse constructies, gegraven door mensen die op zoek waren naar water. Water was een onvervangbaar goed in een stad die door de onbedwingbare rotswanden beschermd werd en belegeringen kon weerstaan. Helaas is water boven op de rots van Orvieto totaal afwezig. Uit dit gebrek ontstond de noodzaak om putten te graven. Zeer diepe putten, allemaal rechthoekig en niet groter dan 80 bij 120 cm. Ze zijn heel nauw en storten tientallen meters loodrecht naar beneden op zoek naar ondergrondse waterbronnen. De twee langste zijden worden gekenmerkt door een regelmatige reeks kleine uitsparingen, zogenaamde "pedarole”, voetsteunen, die het mogelijk maakten om naar beneden en naar boven te klimmen. En ook vandaag maken ze dat nog mogelijk: de speleologen zijn afgedaald en weer omhoog geklommen door hun tenen in de voetsteunen te zetten. Daarbij werden ze geraakt door het besef dat ze de bewegingen herhaalden van de mannen die dat vijfentwintig eeuwen geleden duizenden keren gedaan hadden, op exact dezelfde plek, met een automatisme dat door de vormgeving van de put opgelegd werd.
De Etrusken maakten ook waterbekkens om het regenwater in op te slaan en een uitgebreid netwerk van goten om het water te geleiden. Het is dankzij dit alles dat Velzna zichzelf zo goed van water kon voorzien. Zo goed dat er een beleg van meer dan twee jaar nodig was, voordat ze in het jaar 264 voor Christus in Romeinse handen viel. In de eeuwen daarna gingen de uitgravingen door. De ondergrondse stad heeft enorme grotten onthuld, waaruit tonnen puzzolaan zijn gedolven, putten en waterbekkens van verschillende afmetingen uit verschillende periodes, tunnels, kelders, schuilplaatsen en afvalputten waarin nog steeds fragmenten van keramiek uit de middeleeuwen en de renaissance gevonden worden.

Soms is de ontdekking van een belangrijke ondergrondse ruimte een cadeau van het toeval, zoals bijvoorbeeld toen de "Pozzo della Cava" gevonden werd. De eigenaar van een trattoria in de middeleeuwse wijk merkte dat een muur van zijn kelder, die een ondersteunende functie leek te hebben, aan het instorten was. Nadat hij een blokje tufsteen verwijderd had, ontdekte hij... een lege ruimte! Achter de oude muur was niets! Toen ze over de ontdekking hoorden, kwamen de speleologen meteen toegesneld. Na wat gekibbel over wie als eerste mocht gaan, wat ridderlijk beslecht werd door het nodige duw- en trekwerk, sponnen ze hun touwen vele meters vanaf de kleine opening en lieten zich in de duisternis zakken Een grote put verwelkomde hen op zijn met puin bedekte bodem, 30 meter dieper. Ze ontdekten ook dat de wand van de put over de hele lengte vergezeld werd door een kleinere put met voetsteunen, kenmerkend voor de Etruskische periode. Maar de verrassingen waren nog niet op. Na een paar jaar besloot de eigenaar om de bodem van de put vrij te maken van puin, daartoe gestimuleerd door de ontdekking van documenten waaruit bleek dat er tot ten minste de zeventiende eeuw water aanwezig was geweest. Na een paar meter graven bevonden de speleologen zich tegenover een kleine tunnel (op meer dan 35 meter diepte!), die na een meter of vijftien afgesloten werd door een grote hoeveelheid klei. Verdere verkenning was onmogelijk en weer werd er een groot vraagteken op de kaart van de ondergrondse onderzoeken van Orvieto geplaatst.
Maar de meest fascinerende ontdekking is misschien wel die van een grot dicht bij de kathedraal op Piazza Duomo. Daar kwam een volmaakte middeleeuwse olijfoliemolen aan het licht, compleet met molenstenen, pers, open haard, waterleidingen, waterbekkens en kribben voor de dieren die de molenstenen ronddraaiden. Een grote installatie die stond opgesteld in een grot die door de bijzondere symmetrie in de vormgeving meteen aan de vele ondergrondse grotten uit de Etruskische tijd deed denken. Dit wierp boeiende hypothesen op over de datering van de uitgraving en het oorspronkelijk gebruik ervan. Een plaats van groot historisch en archeologisch belang, waar iedereen de fascinerende liefkozing van het verleden aan den lijve kan ervaren. Daarom vertrekken gekwalificeerde gidsen elke dag vanaf het kantoor van Orvieto Underground aan de Piazza Duomo om bezoekers over een goed begaanbare route van ongeveer een uur rond te leiden. Deze rondleiding slingert zich door de twee grootste en belangrijkste grotten die de rots herbergt. Bij het opnieuw ontdekken van de antieke geheimen die in de stille duisternis van de grotten bewaard bleven, kan iedereen vol verbazing de duizendjarige bekoring van dit ondergrondse doolhof beleven.